maandag 25 november 2013

Alleen in het koude bos. Een kerstverhaal

Oh oh....wat hobbelde en bobbelde het in de wagen waar ze ingeduwd waren. Het was pikdonker en dood eng. Hee, Liesje...fluisterde Lonneke met een zacht bibber stemmetje,  waar brengen ze ons heen?
Ik weet het ook niet Lon, zei Lies dapper. Maak je maar niet druk. Ze zullen wel voor ons zorgen. 
Nou, ik weet het niet Lies. We hebben nog niet veel te eten gehad vandaag. Net vanmorgen een beetje.

Nu werd het erg, de kar bonkte dat het een lieve lust was. Lies en Lon vlogen tegen elkaar op en vielen om in het stro. Lieve hemel, gilde Liesje......ik word er misselijk van . Blijf liggen Lonneke, zo tegen mij aan. Opeens stond alles stil. Er werden deuren open gegooid en weer dicht gesmeten. De twee varkens hielden hun adem in. Wat ging er gebeuren? Opeens klonk er een hard geluid en met een klap vloog de deur van de kar open. Met grote schrikogen staarden de varkens naar de opening. Kom er maar uit meiden, zei een mannenstem. Het was niet de stem van het vrouwtje. Wat wil die man? De twee varkens bleven waar ze waren. Blijf stil liggen...siste Lies.
Hij sloeg op de zijkant van de wagen, allee.....eruit nu. De man begon het stroo uit de wagen te halen en nu stonden ze ook in oog met de man. Die kenden ze toch.....was hij niet een paar keer op bezoek geweest bij het vrouwtje? Dat was een rare snoeshaan. Helemaal niet vriendelijk, geen woord was er tegen hun gezegd. Dan waren ze samen naar het huis gelopen. Later stond het vrouwtje weer bij hen in de stal met een lekker appeltje en werden ze geaaid.  Lon had gezien dat ze gehuild had.
De man werd nu wel heel erg ongeduldig. Hij sprong in de kar en begon te duwen.

Nu Lon....riep Lies . Spring er uit. Samen renden ze de plank achter de kar af. Lon gleed uit en kwam op haar zij beneden aan. Lies werd door haar geraakt en gleed op haar rug naar beneden. Daar lagen ze in het bevroren bos. De man stapte weer in de auto , de lampen gingen aan en weg was hij.
Even bleven ze liggen in het donker. Zou er nog wat gaan gebeuren? Lonneke...alles goed met je, vroeg Lies stilletjes. Ja, en jij? Ook nog alles heel. Wat was nu de bedoeling van dit alles? Zou het vrouwtje komen om hun te zoeken? Vast wel dacht Lies. Ze krabbelden overeind en snuffelden wat in het rond. Maar ze waren zo geschrokken en van slag ,dat ze eigenlijk alleen maar wilden slapen. Maar waar? Het was steen koud. Nu hadden ze wel een dikke vacht, maar ze waren niet gewend om de nacht buiten in de kou door te brengen.  Lon zou wel willen huilen, toen Lies opeens riep" kijk hier eens Lieske, een hoop met stro. dat moet die man daar natuurlijk neergelegd hebben. Weet je wat, we duwen alles tegen die struiken en gaan er lekker onder liggen. Zien we morgen wel wat we moeten doen. Met hun neuzen maakten ze een soort hutje waar ze onder kropen. Het was wel wat weinig stro, maar ze kropen lekker tegen elkaar aan en luisterden naar de bosgeluiden. Af en toe hoorde je boomtakken tegen elkaar aan waaien. Lonneke lag een beetje te beven . Ze was nog niet van de schrik bekomen. 
Maak je niet druk , sprak Lien zusterlijk. Je zult zien dat we morgen gewoon weer thuis zijn. Ik hoop het , zei Lon. 

Wat was dat? Lies stak haar neus boven het stro uit. Wat kruipt daar voor ons holletje? Hè Lon, zie jij dat ook. Daar kwam neus twee boven het stro uit. Nu kroop het al op hun. Help , wat is dat. In een tel stonden de varkens recht. Nee maar, het waren kippen. Hallo kippen, wonen jullie hier ook?, vroeg Lieske. Ja ja, ze hebben ons hier achtergelaten? Zijn jullie hier ook gedumpt, vroeg de grootste kip .Nee, wij worden straks weer opgehaald. Wij hebben een heel mooi hok en een fijne wei en ons vrouwtje haalt ons zo weer op, sprak Lies fier. Nou, zei de andere kip, dat geloof je zelf niet. Mensen gebruiken het bos wanneer ze van hun dier afwillen. Misschien gaan ze verhuizen, of krijgen ze kinderen en hebben ze geen tijd meer voor ons. Kan van alles wezen Wij zitten hier al drie weken. De grond is bevroren en er is bijna niets te eten. Maar gelukkig komen er wandelaars op dit pad en die brengen soms wat brood mee of wat granen. 
Lies en Lon keken verslagen naar de kippen.Zou, zou......nee, dat doet ze toch niet? Maar misschien huilde het vrouwtje daarom. Misschien kon ze geen eten meer voor ons betalen. Of kon ze ons niet meer verzorgen. De tranen sprongen de varkens in de ogen. Wat nu. Hoe moesten ze hier nu in het bevroren bos overleven? 
Stil maar meisjes, sprak weer de grootste kip. Kijk, hier hebben we nog een lekkere boterham voor jullie. Beetje bevroren nog, maar ga er eerst even op zitten, is het zo zacht. Jullie zullen zien dat er tegen 10 uur wandelaars komen met wat eten. Ga maar weer lekker onder het stro tot die tijd.
Daar lagen ze dan moederziel alleen. De boterham was al oud, maar hij ging er wel in. Geen van tweeën sprak. Wat moesten ze zeggen! 


Op dat moment was de tweeling Bas en Jasper zich klaar aan het maken om met de fiets het bos in te rijden om wat mossen en takken te gaan zoeken om een mooie kerststal te maken. De dag voor Kerst kwam hun vader weer terug van zijn zakenreis naar het buitenland . 'Mag ik ook mee!' klonk  opeens een stemmetje op de trap van hun twee jaar jongere zusje Els. ' weet je wat Els, zoek jij alvast wat spullen in pappa's schuur. We hebben touw nodig en wat spijkers en een hamer. Wij zijn over een uurtje weer terug.
Het meisje keek bedroeft, maar rende opeens blij de achterdeur uit. Ze ging zeker al naar het schuurtje, dachten de broertjes. Alleen maar lastig, zo' meisje achter je aan. Moest je telkens opletten en voor je het weet is ze gevallen en gaat ze ook nog huilen.
Kom Bas, heb je een mes en een plastic zak. Ja, alles zit in mijn zak.
Nee, we vergeten nog wat brood en zaden mee te nemen voor de kippen. Misschien is er ook nog wat sla in de koelkast!
Ze riepen naar hun moeder dat ze vertrokken en over een uurtje terug waren. We zijn naar het bos mam, riep Jasper nog naar boven en Elsje is in de schuur. 
Ze sprongen op de fiets en babbelden onderweg over de verrassing die ze hun ouders wilden geven.ook zwaaiden ze even naar ome Joost, die op de boerderij woonde niet ver van de tweeling vandaan. 
Na 10 minuten fietsen kwamen ze bij het bos aan . Eerst maar even het eten aan de kippen gaan geven hè Bas!
Ja, lijkt me ook. Anders zit dat maar in onze jaszak . Ze fietsten het bospad in . Een beetje verop zatdn ze meestal wat te pikken in het gras.Ja, ik zie ze al. Wat een stomme mensen om die dieren hier neer te zetten. Wanneer pappa thuis is moeten we hem eens vragen of ze niet naar ons kunnen komen.
Kip...kipjes....eten. De kippen kwamen al aangerend. Ze herkenden de jongens al van een afstand. 
Hier jongens, alles ligt hier bij elkaar. Geen ruzie maken , morgen komt er weer hoor en wie weet zitten jullie met Kerst wel lekker bij ons thuis in de tuin. 

Kom Jasper, we moeten beginnen met verzamelen. Opeens hoorden ze een knorrig geluid achter zich. Wat was dat? De jongens draaiden zich om en daar stonden ze oog in oog met twee varkens.
Hallo varkens. Wie zijn jullie? Hebben ze jullie hier nou ook al gedumpt ? De tweeling was sprakeloos. Zulke mooie varkens zo opeens heel alleen in het bos. Die konden hier toch nog niet lang zitten. Kom, kijk eens hier, een paar lekkere boterhammen en wat sla. Jullie zullen wel honger hebben. Zouden het jongens of meisjes zijn, vroeg Bas zich af. Ik denk meisjes, zo te zien. Zie niet onder hun buik hangen, dacht Jasper. Waar zouden ze dan geslapen hebben vannacht? Het heeft wel 8 graden gevroren. Kom, we gaan eens kijken of we iets vinden van een slaapplaats. Kijk, kijk daar eens Bas, een hele berg stro achter die struiken. Ze liepen erheen en zagen aan de waterkant een soort holletje.
 Maar dat is toch veel te weinig stro voor de nacht. Kom, we rijden snel naar huis en vragen aan ome Joop of we wat stro kunnen meenemen in zijn fietskarretje. We moeten het warm maken voor ze, anders worden ze ziek en gaan dood. Kom snel, nemen we nog meer eten mee ook.
De jongens fietsten dat het een lieve lust was. Hijgend stonden ze bij de boerderij van Ome Joop. Hij was een broer van pappa en woonde vlak bij. Ome Joop, riepen ze door het raam, kom eens. De man kwam snel naar buiten. Waar is de brand" vroeg hij. Jullie zien eruit alsof je voor een schurk op de loop bent geweest.
Nee, helemaal niets aan de hand. Maar kunnen we niet het fietskarretje even lenen en ook wat stro en een wortel en zo meenemen. Wat zijn jullie van plan jongens? Niets bijzonders. Verrassing voor pappa, dus kunnen we dat niet vertellen. Ome Joop was een schappelijke man en hielp de jongens met het stro en de kar. Vol geladen reden ze terug. Appels hadden ze ook nog gekregen en wortels. Dat zullen ze wel lekker vinden. Buiten adem reden ze andermaal het bospad op. Kijk nou eens, wie we daar hebben. Daar zat Elsje op haar hurken een van de varkens te aaien. Het varken lag op haar zij en genoot ervan. Els, hoe kom jij nou hier. Weet mamma dat. Nee, ik ging jullie achterna en zag jullie ook weer terug komen. Ben even achter een boom gaan staan en ben daarna gaan kijken wat jullie op de vlucht heeft doen slaan. Toen vond ik 2 varkens. Zo lief, ze worden graag geaaid. Kijk maar. Het varken draaide op zijn rug van genot.
Toen zag ze ook wat de jongens allemaal meegebracht hadden. Oh, wat goed zeg. Van ome Joop zeker. Weet hij het ook. Nee, riepen ze in koor. We zeggen nog niets. We vragen pappa later of hij ze bij ons wil laten wonen, samen met de kippen. Ze kunnen toch wel in de grote schuur voor een tijdje wonen, sprak Bas flink. Ik denk wel dat dat gaat lukken. Maar tot die tijd moeten we hier een hut oor hen bouwen. En zo sleepten ze het sto op een hoop. Maakten van takken een soort muurtje voor de stevigheid. Het zag er best al goed uit. 



De varkens en de kippen keken alles gelaten aan. Ze hadden al tegen elkaar gezegd dat het wel een leuk hokje werd. Beetje gammel maar toch wel warm. Kom meisjes, probeer eens even of jullie hierin passen. Ze lokten de varkentjes naar binnen. Die schoven al meteen lekker tegen elkaar aan.
Oh hemel, riep Bas opeens. Mamma denkt dat Els in de schuur is en zit haar vast te zoeken. We moeten naar huis. Gaan jullie maar lekker slapen en loop niet te ver in het bos. Wammeer de andere mensen jullie zien komt er misschien iemand van de dierenambulance en je weet niet wat er dan later t met jullie gebeurd.
Vlug sprongen ze op hun fietsen en reden het bospad af naar de gewone weg. Vlug Els, kom we duwen je. Niets tegen mamma zeggen want die belt ook zeker de dierenambulance. Nee, we moeten wachten totdat pappa er is.


Het was de dag van Kerstavond en pappa was net thuis gekomen. Het was nog vroeg en de kinderen waren al bij de varkens en kippen geweest. Alles zag er nog goed uit. De varkens waren wel door het halve bos gaan lopen , maar waren toch weer naar hun slaapplaats gegaan.
Els was al van plan om het tegen haar vader te zeggen, maar de jongens hadden een ander plan.
Ze zouden vroeg in de avond met zaklampen naar het bos gaan en hun ouders zouden meegaan. Dan zouden ze laten zien hoe zielig dat het was en vragen of pappa en mamma de dieren niet wilden meenemen.
Nu was het bijna zo ver. Ze hadden de tafel afgeruimd en hun ouders gevraagd of ze met z'n allen eens mee naar het bos wilden komen. Daar was de verrassing voor hen.
Vader en moeder hadden elkaar aangekeken, zo van" weet jij wat het is? " Nee, mamma wist het ook niet. Met z'n allen reden ze dan eindelijk naar het bos. Komen jullie maar mee, riep Els zenuwachtig.
Maar wat was dat nou! Alles was weg, het stro, de varkens en de kippen. "Dat kan niet" riepen de jongens in koor. Els begon te huilen, Bas rende een stukje het bos in. Toen vertelden ze aan de ouders het hele verhaal. Hoe ze voor de dieren hadden gezorgd en hoe lief ze waren en dat ze hadden gehoopt dat de dieren met hen mee naar hui mochten. Maar nu waren ze al door iemand mee genomen. Misschien wel door een slager of door andere schurken. Kijk...hier zie je nog de banden sporen. Jasper richtte de lamp op de bodem. Ja jongens, we kunnen er nu niets meer aan doen. sprak de vader.
Weet je wat, we vragen aan ome Joop of die iets gezien of gehoord heeft.
Zo vertrokken ze teleurgesteld naar ome Joop.
Pappa stapte uit en vroeg aan de kinderen om maar meteen mee te lopen en het hele verhaal daar ook maar eens te vertellen. Tante Corry zou nu ook  thuis moeten zijn. Er brandde wel licht , maar in huis waren ze niet. Misschien waren ze in de stal. Daar brandde ook licht. Ze liepen achter de schuur met hun zaklamp en trokken de deur open. Heeee......wat is het hier gezellig , riepen ze in koor. Er branden kaarsen en er stonden tafels en stoelen. Kersttakken met sneeuw erop hingen aan de  balken. Wat !!!!!!Daar lagen de varkens. hoe kon dat nou. Ze renden op ze af om ze te knuffelen. Daar waren ook de kippen. Els vloog haar varkens om de hals. Oh.......wat ben ik blij. Een zucht van opluchting ging door haar heen.
De jongens straalden. Maar, maar....stamelde Bas. Hoe kan dat.
Tante Corry zei dat ze eerst maar eens lekker moesten gaan zitten. Ze zouden het vertellen wanneer iedereen warme chocolademelk had.
En natuurlijk een heerlijke pannenkoek.
Daarna stak ome Joop van wal. Hij had zich afgevraagd wat er aan de hand was in het bos. Omdat hij zich toch wel verantwoordelijk voelde voor de kinderen wanneer hun vader op reis was, was hij ook eens gaan kijken in het bos. Zo had hij de varkens gevonden.

Hij begreep dat de varkens er moedwillig achter gelaten waren en belde de dierenambulance met de mededeling dat hij de varkens zelf zou ophalen en onder brengen. Mocht zich iemand melden en vragen naar de dieren dan wisten ze ervan. Dan had hij de ouders van de kinderen gebeld en ze van zijn plan verteld.
Hij had ze vanmiddag ingeladen en ze in de warme stal ondergebracht. Genoeg eten en drinken en veel stro. De liefde kregen ze vast wel van de drie kinderen, dat wist hij zeker.
Oh....ze vlogen ome Joop om de hals van blijdschap.
Els zei met een klein stemmetje.....dit is de mooiste Kerststal die ik ooit heb gezien. Dat vonden de anderen ook.

En de varkens ? Die waren zo blij en tevreden .
Lies had al tegen Lon gezegd dat ze nu echt weer gelukkig waren . 
Dat ze zulke lieve mensen waren tegen gekomen was geweldig. 
Wij wensen dan ook alle mensen en alle dieren een gelukkige Kerst zonder angsten en met veel respect voor elkaar. 

Dat zelfde zei pappa en ome Joop ook bij een tweede kop heerlijke chocolade. 
De kinderen knikten alleen maar en lagen heerlijk te doeselen in het stro.